Kandelaberen

Het kandelaberen van een boom houdt in dat alle takken sterk ingekort worden. Het overgrote deel van de kroon verdwijnt dus en wat overblijft, is een soort grillig geraamte.

In principe wordt dit gedaan bij bomen die op de afgezaagde stompen gemakkelijk weer uitlopen zoals bijvoorbeeld: wilg, populier, plataan en acacia. Omdat de boom gewoon weer uitloopt lijkt er in eerste instantie niets aan de hand.

Er gebeurt echter meer… Bij een gezonde boom is er een balans tussen de kroon en het wortelstelsel. Door het kandelaberen wordt deze balans volledig verstoord en sterft een groot deel van de wortels af. Het nadeel hiervan is dat de afgestorven wortels een ingangspoort kunnen vormen voor parasitaire schimmels, die van hieruit de boom beginnen aan te tasten.

Daarnaast is er met het verwijderen van de kroon ook een enorme hoeveelheid in het hout opgeslagen voedingstoffen aan de boom onttrokken. Daarom zal de boom vanuit zijn reserves nieuwe groeischeuten moeten aanmaken. In tegenstelling tot ‘normale’ takken, die van jongs-af-aan goed zijn vergroeid met de stam, zitten deze nieuwe scheuten als het ware aan de stam geplakt. Na verloop van tijd breken deze zwaar geworden takken vaak uit.

Een ander nadeel is dat door het afzagen van dikke gesteltakken de wondafgrendeling in het hout slechts deels op gang komt en de snoeiwonden zullen gaan inrotten met alle levensverkortende gevolgen vandien.

Het moge duidelijk zijn dat kandelaberen geen reguliere snoeiwijze is, maar een noodmaatregel. Kandelaberen wordt bijvoorbeeld toegepast wanneer de boom ernstig is aangetast door een schimmel of ziekte of in geval van mechanische schade, zoals bijvoorbeeld omvangrijke holtes of lengtescheuren in de stam.